Fotoarchief Huize de Heiligenberg (I)
Fotoserie- en geschiedenis van de heiligenberg (I)
Geschiedenis
Tussen het jaar 1000 en 1586 werd de Heiligenberg bewoond door monniken. Na bijna zes eeuwen zijn de laatste monniken uitgezet en de kapel afgebroken. Na de Reformatie hebben de Staten van Utrecht het eigendom en beheer overgenomen en stelden een rentmeester aan.
Zij verpachtten in 1592 de Heiligenberg (waarschijnlijk toen niet veel meer dan een boerderij) aan Gijsbert Willemsz en in het volgend jaar aan zijn opvolger. Maar de Staten hebben geldgebrek (een 80-jarige oorlog kost nu eenmaal veel geld) en verkopen de Heiligenberg in 1637 aan de Amsterdamse koopman Michael Pauw. Hij gaat er niet zelf wonen, maar de pachter, die al in 1632 genoemd wordt, Ghijsbert Everts, blijft dat ook na de koop van Pauw.
Eén zinsnede uit het contract: "worten pachter toegelaten den seleen huyrjaeren te mogen beweyden ende het huys te bewoonen (tot 1638).

Pauw overlijdt in 1640 en zijn pachter in 1644. De weduwe van Pauw, Hillegonde Spiegel, verkoopt op 18 april 1645 de Heiligenberg aan Carel Alexander van Berck, die zich heer van Asschat en Heiligenberg ging noemen. Asschat was wel een heerlijkheid, maar Heiligenberg is dat nooit geweest, maar viel wel onder het rechtsgebied van Asschat.Van Berck verheft de status van de Heiligen-berg tot een buitenplaats. Wat en hoe hij dat gedaan heeft is niet bekend. Wel dat Vondel over de nieuwe "outfit" in de zeventiende eeuw dichtte:
"Ik loof dit landprieel op 't ruijschen van de beecken,
Ik loof den Heiligenberg, den Duytschen Helikon
De Pijnboom en Cypres, en Eyken koel van lommer
Beschaduwen haar veld, de wak're honigbij
De geesten aest met dauw, en nektar, vrij van kommer.
Natuur vereert den disch met ooft en lekkernij.
Zij schenkt u honig, meede, en sap van muskadellen.
Hier loeit het welig vee u uit de beemden toe."


Na ruim dertig jaren, in 1678, gaat de Ambachtsheerlijkheid Asschat met de Heiligenberg over in handen van Jacob Baron de Peterson. De verkoop verliep via een publieke veiling van de failliete boedel van Van Berck. Helaas overleed nog datzelfde jaar zijn echtgenote Catharina Bicker. Hij woont er tot zijn dood in 1704, waarna zijn enige zoon Ernst Jacob het hele bezit van zijn vader erfde. Ernst Jacob de Peterson woonde echter in Utrecht, maar huwde in 1705 wel met Margarethea Fehrsen op de Heiligenberg.
Ernst Jacob overlijdt in of vóór 1718 bij een brand in Utrecht. Zijn vrouw was toen al vijf jaar dood. De voogden van de minderjarige kinderen verkopen de Heiligenberg in het genoemde jaar voor f. 28800,- aan Jan Agges Scholten. Dan is het vroegere pachtgoed uitgegroeid tot een bloeiende buitenplaats. Jan Agges gehuwd met Pietemella Hoogenberg, was tabakkoper. Hij zat dus midden in zijn handelsgebied: veel tabaksverbouw rond Amersfoort. Buiten het zomerseizoen woonde hij in Amsterdam.







In 1740 is er weer een verkoop en wel aan Johannes Jonas, schout van Doorn c.s. Hij koopt alleen de buitenplaats voor f. 10400,-. Heiligenberg bestaat dan onder andere uit: vijftien kamers. Verder zijn er een tuinmanswoning, stallen, koetshuis, oranjehuis en een speelhuis, een menagerie en een volière. Ook worden genoemd boomgaarden en moestuinen met kassen voor ananas en druif. De tuin is ingedeeld in terrassen en sterrebossen, maar er is ook nog wildhoutgewas. Totale oppervlakte ruim twintig morgen (bijna 17 ha.)
We kunnen wel zeggen dat Heiligenberg status heeft gekregen. Maar de bewoner/eigenaar was geen gemakkelijk mens: hij had bijna constant ruzie met zijn buren over afscheidingen en dergelijke. De gerechtelijke stukken zijn nog te vinden in de archieven van de Staten van Utrecht.



In 1757 vroeg hij aan dezelfde Staten om een sloopvergunning: de Heiligenberg was aan het verzakken op de eeuwenoude fundamenten. Bovendien stond het huis in het water. Hij beloofde een nieuw huis te bouwen. Hij kreeg echter geen toestemming. In datzelfde jaar verkoopt Jonas de Heiligenberg aan Johannes Kelfkens, die ook een verzoek tot sloop indiende wegens de hoge herstelkosten van de bestaande bebouwing. Hij mocht een deel slopen en de rest herstellen.
Een half jaar later is het geheel blijkbaar weer verkoopbaar. In 1759 koopt Coert Brom het met Marretje de Bree voor f. 1500,-. Wel een teken, dat de gebouwen er niet meer als een landhuis uitzagen. Coert Brom woont niet alleen op de Heiligenberg, hij werkt er ook en wel aan het "houden van Herberg en tapperije". Protest van omwonenden en terecht: in de koopcontracten stond, dat er nooit een herberg gehouden mocht worden op de Heiligenberg. Coert moet deze activiteit dan ook stoppen, maar nu zit hij financieel in moeilijkheden. Hij moet geld lenen en hij doet er drie jaar over om dat af te lossen. In 1775 wordt dan in een publieke verkoping aan de meest biedende de Heiligenberg overgedaan en wel aan Gijsbert Jan van Hardenbroek voor f. 1700,-. Gijsbert Jan droeg ook de titel heer van Lockhorst (door zijn vrouw ingebracht) en bekleedde diverse overheidsfuncties. Hij zal zeker gezorgd hebben, dat het buiten in een goede staat gebracht werd, want hij was het, die verschillende hoge gasten op zijn mooie buitenplaats ontving. Hij overlijdt ongehuwd en kinderloos in 1788. Zijn erfenis ging naar zijn jongere broer Johan Adolf, die toen hij in 1792 overleed, alles naliet aan zijn vrouw Susanna Civile gravin d'Aumale, die op haar beurt afstand deed van al haar goederen ten gunste van haar zoon Gijsbert Carel Duco. Hij verkocht in 1807 de Heiligenberg aan zijn broer Ernst Louis. Hij mocht het oude huis wel afbreken en liet er voor in de plaats een nieuw bouwen. Dat bestaat nu nog en wordt gevormd door het middelste deel van het huidige landhuis.





Hij liet ook het Zwanenwater aanleggen tegenover Heiligenberg. Via oude tekeningen is te zien: het omringende terrein laat de kenmerken van de Engelse landschapstuin zien. Deze Ernst Louis Baron van Hardenbroek van Lockhorst laat bij zijn overlijden in 1843 zijn bezit na aan zijn vrouw Anna Maria Munter, die in 1858 kinderloos overleed. Zij liet haar bezit na aan Ernst Louis van Hardenbroek, de zoon van haar zwager Gijsbert Carel Duco van Hardenbroek.
Ernst Louis huwde met Sophia Johanna Adriana Huydecoper. Zij kregen een zoon Ernst Louis jr., die in 1872 de eerste steen legde van de zuidvleugel van het huis; in 1865 was al de noordvleugel voltooid. Deze uitbreiding was waarschijnlijk noodzaak, daar Ernst Louis sr. burgemeester van Leusden en Stoutenburg was en bovendien tien kinderen had, kon hij wel wat extra ruimte gebruiken. Toen kreeg Heiligenberg de vorm en omvang zoals we die nu kennen, vrijwel ongewijzigd. Senior overleed in 1877 en zijn weduwe verhuurde Heiligenberg aan de familie 's Jacob, die er zeker tot 1902 bleef wonen. Van deze familie is nauwelijks iets bekend. Als de weduwe in 1904 overlijdt besluit haar zoon Ernst Louis jr. de Heiligenberg te verkopen. Koper wordt voor f. 50.000,- Sjoerd Anne Vening Meinesz, oud-burgemeester van Amsterdam. Hij was gehuwd met jonkvrouw C.A.C. den Tex. Hun twee zonen hebben rond 1907 opgravingen verricht op de berg, waarbij enkele resten van het klooster gevonden zijn, waaronder een tegelvloer.
Een van deze zoons werd bekend door zijn duikbootexpedities. Sjoerd Anne overleed in 1909 en zij in 1928. De twee zonen boden toen in 1929 de buiten plaats te koop aan en dat moesten volgens een artikel van het oorspronkelijk koopcontract de kinderen van Arnoud Jan de Beaufort (ook burgemeester van Leusden): Anna Aleida de Beaufort (juffrouw Annie) en haar broer Ernst Louis de Beaufort zijn. De koopsom bedroeg toen f.120.000,-. Annie Aleida bleef alleen achter op De Boom, (waar ze ook geboren was), want haar broer overleed nog datzelfde jaar.



Annie Aleida verhuurde de Heiligenberg toen aan Jan Karel Hendrik de Beaufort en zijn vrouw Louise Ernestine de Beaufort (Louki). Hij was toen burgemeester van Leusden/ Stoutenburg.
Weer een burgemeester van Leusden op Heiligenberg. Zij wonen er 33 jaar, alleen onderbroken door de Tweede Wereldoorlog als ze hun intrek nemen op De Treek, omdat er een geschutsstelling op de berg staat en in het huis een hospitaal is ondergebracht. Later woonden er bejaarden uit Amersfoort. Tijdens de oorlog blijft Jan Karel Hendrik burgemeester omdat de bevolking hem vertrouwde en men bang was met een nieuwe burgervader minder goed om te kunnen gaan. Hij overlijdt in 1962 op de Heiligenberg. Nog een korte tijd woont freule Lily de Beaufort er nog, maar zij is dan de laatste Beaufort. Al de bezittingen van Annie Aleida zijn inmiddels ondergebracht in Stichting De Boom, waar nu ook de Heiligenberg onder valt.
De Heiligenberg werd toen door deze Stichting voor 25 jaar verhuurd aan de Rijksgebouwendienst en werd geschikt gemaakt voor een meisjesinternaat. De verbouwing heeft het aanzien toen niet verbeterd. Per januari 1991 werd het contract niet verlengd, maar de Heiligenberg werd verhuurd aan het cursuscentrum "de Buytenplaats”. Er werden toen cursussen gegeven op cultureel en creatief gebied. Men is toen ook het achterstallig onderhoud aan gebouw en park gaan aanpakken om de oude luister weer te herstellen.






Tenslotte geven we het woord aan Louki Eschauzier, kleindochter van Jan Karel Hendrik de Beaufort en Louise Ernestine de Beaufort (Louki). Louki jr. is geboren in 1941 op Heiligenberg. In 1963 neemt ze als ze 22 jaar is, met een dansfeest afscheid van haar geboortehuis. Zij is de laatste der Mohikanen: een jaar na haar afscheid is de Heiligenberg verlaten. Er wonen geen Beauforten meer. Zij vertelt over haar veelvuldig verblijf bij opa en oma De Beaufort.
"De Heiligenberg was eigenlijk mijn thuis, ik logeerde veel bij mijn grootouders. Vooral toen mijn ouders in Suriname waren .Mijn grootouders hadden twee slaapkamers, een grote van 10 bij 5 meter, voor de zomer en een kleine van 5 bij 5 meter voor de winter vanwege de hoge stookkosten.
Mijn grootouders hadden veel personeel, want de Heiligenberg is een groot huis. De dienstboden kamers op zolder meegerekend waren er wel 28 kamers en nog een enorme zolder, ideaal voor verstoppertje, en er was nog een groot onderhuis, met twee keukens en vele kelders. Mijn grootouders waren zeer gastvrij; het hele jaar door hadden ze logees, maar in de zomer kwamen wij, de negen oudste kleinkinderen er vaak een week of zes. Tijdens het déjeuner zaten we in de zomers vaak met twintig tot vierentwintig man aan tafel. Het personeel werd dan uitgebreid met twee juffies. De grote omwas ging naar de keuken, het zilver, glaswerk en kleingoed werd in een houten kuip op een zeiltje op de grote tafel gewassen en wij, de kleinkinderen, hadden om de beurt de dienst. Dat dit bij de opvoeding behoorde vonden wij toen niet zo vanzelfsprekend als mijn grootmoeder. Er was altijd een uitstekende relatie met het personeel op basis van wederzijds respect. Als we met een boodschap naar de keuken werden gestuurd, moesten we altijd kloppen, dat was het terrein van het keukenpersoneel en daar mochten we niet rondhangen.
Het waren gouden tijden toen de Limburgse Sjan daar de scepter zwaaide. Er werd lekker gekookt, en wij mochten om de beurt bij het keukenraam de pannen uitlikken. Iedere dag kwam Sjan met mijn grootmoeder het menu bespreken en werden de benodigde levensmiddelen uitgegeven; met de sleutel uit grootmoeders sleutelmandje ging de provisiekast open..De tuinman was dan al geweest om te zeggen wat hij die dag kon leveren. Er werd twee keer per dag warm gegeten, het déjeuner was de belangrijkste maaltijd, maar voor het souper was er ook altijd een warme schotel. Twee kleinkinderen aten bij toerbeurt mee, de rest at met de juffies in de kinderkamer. Naast de kleinkinderen waren er altijd wel andere logees. Als het leeftijdgenoten waren werd er een bed bijgezet, de kamers waren groot genoeg. Mijn grootouders vonden dat goed voor onze karaktervorming, natuurlijk waren de jongens en de meisjes wel gescheiden. Overdag werden we, afhankelijk van het weer, om en in het huis bezig gehouden. Voor iedereen was er een tweedehands fietsje uit het dorp. De tochten naar buiten waren naar het Sportfondsenbad in Amersfoort, de veenplas bij de Schaapskooi en, het allerbelangrijkste, de wekelijkse fietstocht naar Hamersveld voor een half onsje snoep bij de juffrouw van de bakker.
Op zondagochtend nam grootvader, als hij terug kwam uit de kerk, tegen twaalven zijn horloge en hij controleerde dat met de klok van de Lange Jan. Daarna werden alle klokken in het huis opgewonden en gelijk gezet. Van de Heiligenberg komt het begrip: een stoepwijntje. Als het 's avonds mooi weer was zei mijn grootvader aan tafel: "Nu is het weer voor een stoepwijntje", en dan gingen we op de stoep van het bordes een glaasje drinken. Toen ik 22 werd nam ik met een dansfeest afscheid van het huis. De gemiddelde leeftijd van het personeel lag toen boven de zestig, maar voor zover hun gezondheid het toeliet kwamen ze allemaal.
Roerend vond ik dat.. Er kwamen ook veel neven en nichten op het feest, met ooms en tantes als chaperonnes.
(Cursief gedeelte uit de Sterrit van de Beauforten).


Auteur: Wim Bos "Leusden Toen" - 21e jaargang nr. 3 - 3 augustus 2005
Teksten bij de foto's: mevr. Louki Eschauzies - van den Bosch - 2011
Literatuurlijst
Hilten, H.J. van - De Heiligenberg 10 eeuwen geschiedenis van een buiten plaats te Leusden; Doctoraal scriptie, Rotterdam 1992
Visser, Kees - De Sterrit van de Beauforten