Geslacht Post/Uppel-Huppelschoten
117 jaar Huppelschoten bakkerij in Achterveld
Oorsprong en naamgeving
Het geslacht Post/ Uppel-Huppelschoten is een oud, eerst gereformeerd en sinds ca. 1580 rooms katholiek boerengeslacht, dat stamt uit het Eemland, een gebied dat ligt tussen de Utrechtse Heuvelrug en de stuwwal van de Veluwe.
In het zuiden van de Gelderse Vallei, tegen de grens van de provincie Gelderland, ligt het dorp Renswoude. Ten noorden daarvan ligt de Ubbelschoten. Daar kwamen Jan en zijn zoon Teunis Jansen Post vandaan.
Hendrik de zoon van Teunis Jansen Post werd waarschijnlijk in het daghuurders huisje bij boerderij Klein Ubbelschoten geboren, maar is na zijn huwelijk met Jacobje Lammerts in 1671 vertrokken naar Leusden. Als weduwe liet Jacobje zich “weduwe van Hendrik Teunisz. van Ubbelschoten” noemen. Zij lieten hun kinderen dopen in de St. Joriskerk te Amersfoort.

In de doopboeken werd de naam Ubbelschoten op diverse manieren geschreven. Ubelschoten, Uppelschoten, Huppelschoten, Eupelschote en Ippelvoorde. Vanaf 1800 wordt de naam Huppelschoten gebruikt in akten.
Van oudsher zijn de gronden in en om Renswoude gebruikt voor landbouw en veeteelt. In tal van akten worden de gronden gememoreerd als bouwland, veenland, bossen en houtgewassen, en heidevelden. Er lagen diverse hofsteden, allen gelegen in het woud van Rhenen, het latere Renswoude. Door de aanwezigheid van hei, hield iedere landbouwer of veehouder ook bijen en schapen.
Zo ook op de hofstede Groot Ubbelschoten die in 1653 een bijenstede en een schaapskooi had. De hei werd gebruikt voor de schapen, de bijen en tevens afgestoken, in de schaapskooi gelegd en diende later als mest voor het schrale land. De hofstede Ubbelschoten bestond uit Groot en Klein Ubbelschoten. Groot Ubbelschoten bestond uit “een seecker erff ende Hoffstede, bestaende in een huysinge, twee bergen, drie schuiren, een backhuys en een varkenskot, mitsgaders bouw-,wey- en andere landen". Cleyn Ubbelschoten bestond in een huysinge, twee bergen, twee schuyren, een backhuys, nevens een daghuyrdershuysje, ende een varkenskot mitsgaders bouw-, wey-, en andere landen.
Mr. C.A. Nairac burgemeester van Barneveld en grondlegger van het naar zijn naam genoemde historisch museum Nairac was degene die de naam Uppelschoten in Huppelschoten veranderde.
Bij het huwelijk van Wilhelmus Uppelschoten met Gijsbertje Zegers van Esveld op 27 april 1824 schreef hij Wilhelmus in als Huppelschoten. Wilhelmus (Willem) ging na zijn huwelijk wonen op ’t Oost te Barneveld. Willem Huppelschoten was Karman, tapper, winkelier, brood en beschuitbakker, wagenaar en kroegbaas van 1828-1852/53 in het buurtschap Esveld te Barneveld.
De stamboom “Het geslacht Post, de Uppel-en de Huppelschotens “ vanaf 1580, ligt ook in het archief van de Historische Kring Leusden. Beschikbaar gesteld door de samensteller Theodorus H. Huppelschoten de laatste van de 4 bakkers uit het geslacht Huppelschoten in Achterveld. Thans wonende in Nijkerk. Theodorus H. Huppelschoten huwde in 1950 evenals Wilhelmus Huppelschoten met een Esveld. Zij, Petronella Esveld, is in de vijfde graad familie van Gijsberje Zegers van Esveld echtgenote van de eerder genoemde Wilhelmus Huppelschoten.De stamboom van de fam. Esveld is terug te vinden in de genealogie onder de naam “Stam Seger”.
Huppelschoten: Vier generaties brood en banketbakkers in Achterveld
Wilhelmus (Willem) Uppelschoten geboren te Amersfoort op 13 september 1799 en overleden op 1 maart 1873 te Barneveld huwde op 27 april 1824 te Barneveld met Gijsbertje Zegers geboren te Barneveld (parochie Achterveld) en overleden op 28 oktober 1860. Het huwelijk werd ingeschreven door de burgemeester van Barneveld C.A.Nairac (1787-1872) in 1824. (Zie inleiding). De burgemeester schreef het huwelijk van Willem en Gijsbertje in, met de familienaam Huppelschoten. De nakomelingen uit dit huwelijk zijn de naamsverandering daarna altijd blijven gebruiken. Uit dit huwelijk zijn 7 kinderen geboren. De oudste zoon Wessel vestigde in 1861 als bakker in Achterveld.


In 1861 verhuist dus Wessel Huppelschoten, Brood en beschuitverkoper, brood en beschuitbakker en winkelier van beroep en geboren op 8-10-1826 in Barneveld, van Amersfoort naar Achterveld. Hij was de zoon van Wilhelmus (Willem) Huppelschoten en Gijsbertje Zegers van Esveld en huwde op 26-4-1849 op 23 jarige leeftijd in Barneveld met Johanna Maria van Achthoven, geboren te Amersfoort op 2-2-1820 en 29 jaren oud. Wessel Huppelschoten overleed op 5-8-1893 te Achterveld en Johanna Maria van Achthoven op 22-10- 1887 te Achterveld.
Na hun huwelijk woonden zij tot 15-6-1852 in Barneveld, waar hun eerste 2 kinderen werden geboren. Zij vertrokken toen naar Amersfoort en woonden daar “wijk Camp, Konigstraat 344. Na de geboorte van nog 3 kinderen verhuizen zij in 1861 naar Achterveld en gaan daar wonen aan de Dodeweg tegenover het R.K. Kerkhof huisnr. B 52. Daar werd hun laatste kind geboren.
Namen van de 6 kinderen:
- Wilhelmus Anthonius. Geb. 14-2-1850 te Barneveld. Overl. 28-3-1871 te Amersfoort
- Antonius Johannus. Geb. 13-1-1852 te Barneveld. Overl. 11-12-1912 te Utrecht (Bakker)
- Gijsbertus Johannes. Geb. 1-2-1854 te Amersfoort. Overl. 25-11-1875 te Barneveld
- Cornelis Franciscus. Geb. 13-3-1856 te amersfoort. Overl. 15-6-1910 te Wijk bij Duurstede (Schoenmaker)
- Gijsberta Cunera. Geb. 20-1-1860 te Amersfoort. Vertrok 16-12-1893 naar Rheden
- Theodorus. Geb. 14-1-1863 te Stoutenburg. Overl. 20-3-1924 te Achterveld en aldaar begraven op 24-3-1924 op het parochiaal kerkhof
Toen Wessel Huppelschoten zich in 1861 in Achterveld vestigde als bakker bakte hij hoofdzakelijk roggebrood, witbrood en beschuit. Naast brood verkocht hij ook een borreltje. Huurde een stuk grond van de fam. Esveld en hield naast een varken ook een paar koeien. Huis stond ongeveer op de plaats waar nu snackbar “De Arkel” is gevestigd. Wessel Huppelschoten kocht in 1872 een stuk grond achter B52 van Gerrit van Esveld en bouwde er een huis op aan het einde van de Kerkdijk nr. 44, nu Jan van Arkelweg 28. De grond was belast met eeuwigdurende erfpacht. Hij was van 1880 tot 1888 de enige bakker op het dorp.
Theodorus Huppelschoten zoon van Wilhelmus was de tweede bakker met de naam Huppelschoten die zich in Achterveld vestigde als bakker.
In Achterveld lopen twee grenzen door het dorp. De provinciegrens tussen Utrecht en Gelderland en de gemeentegrens tussen Barneveld en Stoutenburg (nu Leusden). Men werd bij de geboorte aangegeven in het gemeentehuis van Barneveld, Stoutenburg of Leusden. Men woonde in Achterveld. Theodorus Huppelschoten is dus aangegeven op het gemeentehuis van Stoutenburg.
In Achterveld lopen twee grenzen door het dorp. De provinciegrens tussen Utrecht en Gelderland en de gemeentegrens tussen Barneveld en Stoutenburg (nu Leusden). Men werd bij de geboorte aangegeven in het gemeentehuis van Barneveld, Stoutenburg of Leusden. Men woonde in Achterveld. Theodorus Huppelschoten is aangegeven op het gemeentehuis van Stoutenburg.
Theodorus Huppelschoten geboren 14-1-1863 te Stoutenburg, overleden 24-3-1924 huwde op 28 jarige leeftijd 29-5-1891 te Barneveld met Wilhelmina Smit, 36 jaar oud en geboren op 7-1-1855 te Leusden en overleden te Barneveld op 30-6-1938. Wilhelmina Smit was de dochter van Jacobus Smit en Gerritje van de Brug. Theodorus heeft wegens broederdienst geen dienstplicht vervuld. Theodorus is 61 jaar geworden. Zijn echtgenote Wilhelmina 83 jaar.


Uit dit Huwelijk zijn 3 kinderen geboren.
- Wessel, geboren 17-10-1892 te Barneveld (Achterveld), overleden 14-2-1960 te Achterveld (Jan van Arkelweg 17, later 25)
- Jacobus, geboren 3-10-1894 te Barneveld, overleden 25-11-1895
- Jacobus Johannes, geboren 28-8-1896 te Barneveld, overleden 13-10-1971
Wessel was bakker aan de Kerkdijk 44. Tijdens de mobilisatie 1914/18 is Wessel gemobiliseerd. Heeft 6 jaar gediend. Wessel en Jacobus Johannes (Co) Huppelschoten werden samen de bakker aan de Kerkdijk 44. (V.O.F). Co is nooit gehuwd geweest en bleef wonen in het ouderlijk huis. Wessel Huppelschoten ging op 27 jarige leeftijd in ondertrouw op 28-5-1920 te Stoutenburg en huwde eveneens in Stoutenburg op 10-6-1920 met Bernadina Maria (Dina) van Moorst. Bernadina Maria van Moorst werd geboren op 28-10-1893 te Hilversum en overleed op 90 jarige leeftijd te Achterveld op 28-12-1983. Zij was een dochter van Hermanus van Moorst en Bernadina Hulshof. Zij gingen wonen op de Jan van Arkelweg 25 te Achterveld.


Uit dit huwelijk zijn 11 kinderen geboren:
- Wilhelmina (Mien). Geboren 11-4-1921 te Stoutenburg. Gehuwd op 25 jarige leeftijd op 22-1-1947 te Stoutenburg met Nicolaas (Klaas)van Laar (vrachtrijder).
- Hermanus Theodorus. (Herman) Geboren 22-3-1922 te Stoutenburg (aannemer). Overleden op 32-1-1990 te Amersfoort. 67 jaar.Gehuwd op 29 jarige leeftijd op 23-10-1951 te Hoogland met Hendrika (Riek) van Dijk.
- Theodorus. (Dorus) Geboren 4-9-1923 te Stoutenburg (bakker). Gehuwd op 26 jarige leeftijd op 23-8-1950 te Nijkerk met Petronella Theresia (Nel).Geboren 21-6-1927 te Nijkerk.
- Bernadina. (Dien) Geboren 26-2-1925 te Stoutenburg. Gehuwd op 25 jarige leeftijd op 19-6-1950 te Stoutenburg met J.A. (Jan) Kerkhof
- Jacoba M. (Gobie) Geboren 22-5-1926 te Stoutenburg. Gehuwd op 28 jarige leeftijd op 19-8-1954 te Stoutenburg met M.van der Bedum. Hij kwam uit Amersfoort.
- Johanna(Annie) M. Geboren 1-1-1928 te Stoutenburg. Gehuwd op 23 jarige leeftijd op 21-11-1951 te Stoutenburg met Johannes (Johan) van Dijk geboren te Stoutenburg.
- Johannes J. (Jan) Geboren12-6-1929 te Stoutenburg. Gehuwd (eerste) op 26 jarige leeftijd op 26-10-1929 te Stoutenburg met Petronella van Dalen (Nel) van Dalen. Na het overlijden van nel is hij hertrouwd. Gehuwd (tweede) op 48 jarige leeftijd op 9-6-1978 te Kortenhoef met Maria Hendriks.
- Jacobus (Co) Geboren 25-8-1931 te Stoutenburg. Gehuwd op 26 jarige leeftijd op 5-8-1958 te Barneveld met Ada Hamersveld.
- Hendrikus (Henk)A. Geboren 4-2-1933 te Stoutenburg. Gehuwd op 24 jarige leeftijd op 7-1-1958 te Stoutenburg met Margaretha (Greet) van Dalen.
- Aleida (Alie) M. Geboren op 2-5-1934 te Stoutenburg. Gehuwd op 28 jarige leeftijd op 8-1-1963 met Henk Burgering.
- Hendrika (Riek) M. Geboren op 5-1-1936 te Stoutenburg. Gehuwd op 26 jarige leeftijd op 8-2-1962 te Stoutenburg met Johannes (Johan) Blom.
Co was ook gedeeltelijk boer. Hij had land en hield ook een paar koeien. Zoals al eerder vermeld, is Co nooit getrouwd geweest. Omdat men toch graag “vrouwvolk” in de zaak had (Wessel woonde niet bij de bakkerij maar aan de Jan van Arkelweg) kwam er later een weeskind: Marie van Ommen. Fijne vrouw, die echter weinig geluk had in haar leven. Tijdens beschietingen in april 1945 op de kerk, vanuit de Grebbelinie, onder het Lof , ging zij met Margreet Hak, tegen het advies in van de pastoor, toch naar buiten. Op weg naar huis werden zij geraakt door een granaat. Margreet Hak, was op slag dood. Marie werd, zwaar gewond, door de Canadezen vervoerd naar een veldhospitaal bij Kroller Muller te Otterlo. De familie wist gedurende 6 dagen niet waar zij was. Het was een chaotische tijd. Zij hebben een been van haar moeten afzetten.


Tot na de tweede Wereld Oorlog werd de bakoven met takkenbossen gestookt. Bij de bakkerij stond altijd een grote houtimijt. Takkenbossen werden in de winter gemaakt. De bakker kocht een, liefst een 6 jaar oud, perceel hout. Dat hout was veel lichter en had veel rijs. Peter Buiting uit de Eemelaarseweg was hun takkenbossenmaker. Hij maakte flinke bossen; dat was gewild, want men betaalde per vim (100 takkenbossen). Hij ontving 1 cent per bos. Ervaren takkenbossenmakers konden een vim bossen per dag maken. Tot na de tweede W.O. bakte men hoofdzakelijk roggebrood. Vier keer per week werd er gebakken: 1½ mud per keer. (mud is 75kg). De boeren leverden hun rogge aan de molen en later ook aan de coöperatie. Daar werd het gemalen en kwam bij de bakker. Uit een mud rogge kreeg men 23 broden van 8 pond. De boer kon kiezen uit 2 mogelijkheden.
16 broden per geleverde mud rogge en geen bakloon, of 23 broden per geleverde mud rogge en 25 cent bakloon.
Tot de tweede W.O. koos men veelal voor de 16 broden en geen bakloon. De bakker moest dan maar zien dat hij de rest kwijt raakte. Vaak geen gemakkelijke opgave met meer boeren dan burgers.Tijdens de tweede W.O. werd gekozen voor de 23 broden en 25 cent bakloon. Dit was goed voor de boer tijdens de oorlog maar slecht voor de bakker. Er werd gebakken meestal op maandag t/m donderdag. ’s Nachts ging het roggebrood in de oven en overdag ander brood en beschuit. Op zaterdag werd er zeker geen roggebrood gebakken. Zondagmorgen zou men dan de oven leeg moeten halen. Men hield zich aan de zondagsrust. Vrijdag en zaterdag bakte men veelal beschuit en ander brood.
Tijdens de tweede W.O. kreeg men van de regering broodbonnen. Daarmee kon men regeringsbrood kopen. Dat was witbrood. Toen de oorlog voorbij was bleef men veelal het witbrood kopen en raakte het eten van roggebrood zoetjes aan uit. Toen ook de akkerbouw in de jaren vijftig begon te verdwijnen, leverden de boeren geen rogge meer. Beide zaken hadden tot gevolg dat het roggebrood eruit raakte. Het loonde vaak niet meer om zelfs een keer per week roggebrood te bakken.
“Kocht men vroeger acht pond roggebroden, nu koopt men acht sneetjes”.
Naast het bakken van het brood moest het ook bezorgd worden. Wessel ging met de broodwagen. Met paard en wagen. Men was dan altijd met z’n tweeën. Als Wessel naar binnen ging moest er iemand bij de wagen en het paard blijven. Dit was wettelijk verplicht. Co deed het met de bakfiets. Toen er zich meer bakkers op het dorp vestigden kwam er ook nog de concurrentie bij. (Bakkerij Schouten, Hamersveld en van Dijk). Er kwamen dus meerdere bakkers aan de deur. De klanten verdeelden hun klandizie. Zo kwam er per week en soms zelf per dag een andere bakker aan de deur.
Huppelschoten was alleen bakker. De andere hadden er een kruidenierszaak bij. Bakkerij Huppelschoten stond bekend in de omgeving om zijn Jan Hagel. En heerlijk koekje. Helaas niet meer verkrijgbaar. Het recept had de vader van Wessel en Co gekregen van een bakkersknecht uit Hamersveld.


De volgende bakker was: Theodorus H. Huppelschoten, het derde kind uit de relatie van Wessel Huppelschoten en Bernadina van Moorst, was dus de vierde en laatste bakker Huppelschoten in Achterveld. Hij stond bekend als een voortreffelijke klantvriendelijke vakman.
Theodorus H.(Dorus) Huppelschoten geboren op 4-9-1923 huwde op 23-8-1950 met Petronella (Nel) Theresia van Esveld geboren 21-6-1927 te Nijkerk. Uit dit huwelijk werden 8 kinderen geboren.
Dorus was 17 jaar toen de tweede W.O. begon en was bezig met zijn mulo en middenstand diploma. Hij heeft deze opleidingen ook afgemaakt. Examens waren er niet in 1943. Daarna volgde hij 6 jaar een bakkersopleiding. Van gezel, halfwas naar meester bakker. Hij slaagde in 1947. Kort na zijn examen kreeg hij een uitnodiging om naar Hotel Krasnapolski in Amsterdam te komen. Hij was daar nooit geweest, maar ging op de uitnodiging in. In Hotel Krasnaposki aangekomen vroeg men wat hij kwam doen? Hij vertelde dat hem gevraagd was hier naar toe te komen. Wat bleek! Hij was cum laude geslaagd voor zijn vakdiploma “Meester Bakker”. Tijdens de laatste oorlogsjaren moesten hij en zijn broer Herman vaak onderduiken. Men hoorde vaak tijdig dat er een razzia op komst was. Men sliep dan in een kippenschuur die vol met balen stro gevuld was en achter het kerkhof stond. Of men kroop bij buurman Bart Rutten onder de bedstee tussen de wekpotten.
Het eerste nieuwe huis (geen herbouw) wat in Achterveld na de oorlog werd gebouwd was voor hem. De gemeente Barneveld,waaronder hij viel, had voor het jaar 1949 vijftig vergunningen van de regering gekregen. Achterveld kwam daar niet voor in aanmerking. Via relaties is het hem toch gelukt. In 1950 na zijn huwelijk ging hij een V.O.F. aan met zijn vader Wessel Huppelschoten en is gaan wonen in de pas gereedgekomen woning naast de bakkerij. Zijn vader stierf in 1960.
Dorus Huppelschoten stopte 1978 wegens gezondheidsredenen en is gaan wonen in Nijkerk. Bij de kinderen zat geen bakkersbloed. Of zag men dat het bakker zijn niet alleen romantiek, maar heel hard werken was?
Zo kwam er een einde aan 117 jaar Huppelschoten bakkerij in Achterveld. Een verlies voor het dorp.
Broodbakken in Barneveld 150 geleden
De boeren in de gemeente Barneveld bakten in die tijd vaak zelf hun brood. Bij de boerderij stond meestal een bakhuis. Hierin kon men een oven en een baktrog vinden. In die trog een houten bak, werd meel, vaak rogge, gezeefd en de bloem van de zemelen gescheiden. De bloem werd, soms aangevuld met tarwemeel, samen met water, gist en melk gekneed. Van dat mengsel werden de broden gevormd. Daarna werden ze op een broodplank, “de Deegscheuter” in de oven geschoven.
De ovenvloer werd voorverwarmd (verhit) door het verbranden van 4 takkenbossen. Daarna werd de as verwijderd uit de oven en de ovenvloer schoongemaakt met behulp van een lange stok met daaraan een dweil. Een voor een werden de broden daarna in de oven geschoven. Na enige uren was het brood gaar en geschikt voor consumptie. Dit brood werd “Klein Rog” genoemd en dun gesneden. Het brood werd belegd met ham of kaas, of met suiker bestrooid. Het voor die tijd een buiten- gewone lekkernij.
Roggebrood
De hele korrel werd gebruikt voor het bakken van roggebrood. Het werd gekneed met toevoeging van water en was een zwaar karwei. Als het deeg gereed was werd het een nacht in de baktrog gelaten om te zuren. Met ca. 7 takkenbossen werd de oven heet gestookt, en na het schoonmaken van de vloer, werden de broden er met de broodplank ingeschoven. De deur werd gesloten en de kieren met deeg dichtgesmeerd om de warmte binnen te houden. Dit soort roggebrood moest dan minstens 4 tot 5 uur garen, afhankelijk van de temperatuur in de oven. Bij gebruik van eiken takkenbossen was dit korter dan met elzenhout takkenbossen. Bij Gelders roggebrood werd er niet gezuurd en was de baktijd 10 tot 12 uur. Vroeger was roggebrood "ons dagelijks brood" om van te leven zegt men. Roggebrood is goed voor het dieet om af te vallen.
Boekweitbrood
Het boekweitbrood werd, na te zijn gezeefd, gebruikt om, vermengd met gedroogde appels, het overheerlijke boekweitbrood te bakken. Verder werd boekweitmeel gebruikt voor het bakken van pannenkoeken en het bereiden van balkenbrij en pap. Brood, taal, geloof,gebruiken en folklore blijken nauw met elkaar verweven. Er zijn tal van spreekwoorden waarin brood voorkomt. Zoals:
- Bij gebrek aan brood eet men de korstjes van de pasteien
- Wiens brood men eet, wiens woord men spreekt
- Iemand iets op zijn brood geven
- Ergens geen brood inzien
- Zoete broodjes bakken
- De broodkruimels steken hem
- Droog brood eten
- Daar is geen brood mee te verdienen
- De hinden lusten er geen brood van
Traditie getrouw at men in Barneveld en omgeving met Pinksteren “Luilak of Pinksterbollen”. Op “ Dollen Donderdag”, de marktdag in oktober werd boekweitbrood uitgedeeld aan de knechten en de dienstboden van het dorp. In Voorthuizen vond deze traditie ook plaats. Daar kregen de knechten vrij om de markt te gaan bezoeken. Zij kregen dan een brood mee van, gebakken van het eerste boekweit dat gedorst was.
Gebruik van brood bij begrafenissen
Amateur historicus Hendrik Bouwheer schreef er rond de eeuwwisseling het volgende over:
“Zijn de groefbidders ten sterfhuize teruggekomen, dan wordt er met de familie berekend hoeveel broden van vier stuivers er voor den dag der begraving zullen benodigd zijn, die dan door een der groefbidders besteld worden”. De broden voor deze gelegenheid gebakken, hebben geen bijzondere vorm maar wel een speciale prijs, nl. vier stuivers.
In Garderen, Kootwijk en omstreken worden de broden van drie stuivers gebruikt. Ze worden belegd met kaas en dun gesneden roggebrood. Wat overbleef kregen de naaste buren en betrekkingen. Is men terug van het kerkhof in het sterfhuis dan worden de vensters weer opengezet, en ontvangen de aanwezigen wittebrood met kaas en koffie. De familieleden zitten bij de haard, de dragers en de buren op de deel.
Doet een ouderling een gebed, dan krijgt hij daarvoor een fooi. Andere voorbidders krijgen naar afloop een of meer overschietende broden mee naar huis. Bij iedere begrafenis wordt het dan nog overgebleven brood aan hulpbehoevenden of minder- bedeelden gegeven. Ieder van de vier buren heeft het recht een brood mee te nemen. Komt men hiervoor tekort, dan moet de bakker ze nog naleveren.
Katholiek brood
De katholieken in Barneveld hebben vroeger een speciaal brood gekend. Deze was in Barneveld bekend onder de naam “Peete-bol”. Het geschenk van de peter en meter (doopvader en moeder) aan hun petekind als deze zijn eerste communie deed of het sacrament van Vormsel ontving.